Rondom de geschiedenis van padel hangt een zekere mystiek. Niemand die precies weet hoe de sport ontstaan is. Maar het verhaal leidt ons in ieder geval naar het jaar 1962, Acapulco, waar de welgestelde Mexicaan Enrique Corcuera een padelbaan in z’n tuin aanlegde. Een dubbelspel, dat gespeeld werd met ‘peddels’. De 'peddels' brengen ons nog verder terug in de geschiedenis, namelijk naar het jaar 1890 en naar Engelse schepen. Om de reis naar Amerika aangenamer te maken ging men op zoek naar 'fun'. Zo begon men met de peddels van de reddingsboten te ‘tennissen’. ‘Padellen’ dus.
Een verrassende start van de sport zou je kunnen zeggen. Die in Zuid-Amerika voor het eerst echt groot werd, vooral onder de Mexicaanse elite en in Argentinië. Vandaar waaide het balletje de oceaan over richting Spanje. Via het Spaanse koningshuis werd padel in 1970 geïntroduceerd en groeide vervolgens uit tot de inmiddels tweede populairste sport van het land, na, natuurlijk, voetbal.
Op dit moment is padel één van de snelst groeiende sporten ter wereld, met wereldwijd ongeveer 18 miljoen beoefenaars. Ook in Nederland kreeg de sociale racketsport voet aan de grond. Mede dankzij Guus Hiddink, die in 2006 een padelbaan liet bouwen op het PSV-trainingscentrum. Hoewel de baan niet voldeed aan de officiële eisen, diende het wel een belangrijk doel: plezier maken. De eerste officiële banen in Nederland werden gebouwd in Vijfhuizen en Spijkenisse. De eerste verenigingen met padelbanen kwamen in Den Bosch en Enschede.